Aangeboden soorten en variëteiten
Soortechte veredelde vruchtbomen met optimale onderstam
Wat is ‘veredelen’ en waarom is het nodig?
Net zoals een kind geen exacte copy is van zijn vader of moeder, zal een boom die voortkomt uit een zaadje (‘zaailing’) meestal verschillen van de moederboom. De zaailing zal meer of minder groeien, vaak gevoeliger zijn voor ziektes, andere vruchten voortbrengen, … Aangezien de mens echter de voorspelbaarheid van smaak en productie, en dus de beste rassen, in stand wil houden, wordt hij verplicht om een plant gericht te gaan vermeerderen. Voor kleinfruit gebeurt dit bijna standaard door vegetatieve vermeerdering, waarbij een stuk van de moederboom die men wil vermeerderen ‘gestekt’ wordt. Voor bomen is dit moeilijker en wil men vaak ook de groeikracht gericht gaan bijsturen, waardoor men eeuwen geleden is beginnen veredelen door gebruik te maken van enten. Net zoals de Romeinen hun favoriete olijvenrassen gingen enten, doen wij dat nu ook met ander fruit.
Tijdens het enten gaat de kweker een oog of een takje van de moederboom (de ‘ent’) op een onderstam gaan plaatsen. Als alles goed gaat en beiden verenigbaar zijn, groeit de ent uit tot een boom met dezelfde eigenschappen als die van de boom waarvan hij gesneden was en zal hij ook dezelfde vruchten gaan produceren. Daardoor geven bijvoorbeeld alle perelaars van de variëteit/het ras ‘Conference’ quasi dezelfde peren, op wat variatie door de kweekomstandigheden e.d. na.
Wat is een onderstam en hoe beïnvloedt deze de groeikracht?
Een veredelde vruchtboom bestaat dus minstens uit twee vergroeide delen met elk hun eigen genetica. Het bovenste gedeelte dat de kruin met vruchten produceert wordt het ras, de variëteit of bij sierbomen de ‘cultivar’ genoemd. Het onderste gedeelte met wortels is de ‘onderstam’. De groeikracht van de gehele boom wordt in grote mate bepaald door groeikracht van de onderstam, zoals de motorinhoud dat bepaalt bij een wagen. Hoe beter de onderstam wortelt en water en voedingsstoffen kan voorzien voor de rest van de boom, hoe harder die kan groeien en hoe meer vruchten die kan dragen. Hoogstammen worden daarom afgeënt op zaailingen met goede groeikracht. Aangezien deze bij fruitbomen vaak ziektegevoelig zijn en onregelmatige groei vertonen worden deze vlak boven de grond een eerste keer afgeënt met een ras dat een goede groei geeft en ongevoelig is voor kanker, schurft,… (bij appel is dit standaard Keuleman).
Eens de boom groot genoeg is, wordt bovenop deze ‘tussenstam’ een 2e veredeling uitgevoerd van het ras waarvan hij dan uiteindelijk de vruchten zal dragen. Doorheen de tijd is men echter gaan zoeken naar traag groeiende zaailingen die niet ziektegevoelig zijn om te gaan gebruiken als onderstam voor laagstam en halfstam fruitbomen. Kort door de bocht gaat het wortelgestel van deze bomen minder vitaal zijn, waardoor de toevoer van water en voedingsstoffen naar de rest van de boom beperkt is. Hierdoor gaat de boom trager groeien, kleiner blijven, sneller in stress komen (en dus betere verzorging nodig hebben) maar ook veel sneller vruchten dragen. Eens zo’n onderstam gevonden is, worden deze wel vegetatief vermeerderd door afleggers te maken.
Terug naar de praktijk: Wanneer je dus een commerciële aanplant ziet van bijvoorbeeld Conference peren dan zijn al deze bomen genetisch identiek: de onderstam zijn klonen van dezelfde moederplant en de kruinen zijn allemaal enten met dezelfde identieke ‘Conference’-genen. Dit geeft de kweker een zeer grote voorspelbaarheid naar boomgrootte, fruitproductie, ziektegevoeligheid en bemestingsnoden. Tot slot wordt de groeikracht uiteraard ook bepaald door de bodem waarop de boom staat. Een arme zandgrond zal automatisch tot verminderde groei leiden t.o.v. een rijkere bodem. Afhankelijk van je standplaats kan je dus de uiteindelijk grootte van je boom gaan sturen door de juiste onderstam te kiezen.
Soortechtheid!
Een boom is ‘soortecht’ als hij veredeld is met de variëteit waar hij de naam van draagt. Dat klinkt evident, maar deze soortechtheid blijkt vaak een groot probleem. Door fouten of fraude bij de kweker, groothandel of verkopende partij eindigen klanten veel te vaak met een fruitboom met andere vruchten of groeikracht dan ze voor ogen hadden. Dit wordt meestal pas jaren na de aanplant duidelijk. In het geval van fruitbomen is de kans op fouten nog veel groter aangezien er voor laag- of halfstammen gebruik gemaakt wordt van een speciale onderstam met gekende groeikracht, terwijl hoogstammen vaak twee keer veredeld worden om een kankerresistente en rechte ‘tussenstam’ te bekomen.
Hoe groter de afstand tussen kweker en eindklant, hoe groter de kans op dergelijke fouten. Om deze redenen zet De Bomelaar enerzijds in op een ‘korte keten’ verkoop en steken we anderzijds heel veel tijd & energie in de herkomst van het enthout en het bewaken van identificatie tijdens de opkweek en verkoop. Een correcte beschrijving over soortechtheid van vrucht, onderstam en eventuele tussenstam zijn voor ons een topprioriteit, net zoals de voorlichting van de klant over de eigenschappen die ermee gepaard gaan.