Om jullie wegwijs te maken hebben we een 5-stappen plan opgesteld
dat jullie kan helpen om de juiste beslissingen te nemen:
Op welke standplaats komt de boom?
Het is onmogelijk om hier alles te omvatten, maar met enkele vuistregels kan veel leed voorkomen worden. Vandaar dit beknopt overzicht van de parameters: zon, water en bodem.
Quasi alle fruitbomen hebben nood aan minstens een paar uur zon per dag. Zoniet zal de groei achter blijven, de plant vatbaar zijn voor ziektes en zal je fruit niet op smaak komen of helemaal niet afrijpen. Zeker voor laat afrijpende rassen en ‘zuidelijkere’ soorten (druif, perzik, vijg, moerbei…) is voldoende zon en warmte/beschutting dus een must. Heb je een plekje met nauwelijks zon maar wil je toch absoluut iets van fruit proberen kweken, dan is kleinfruit (framboos, stekelbes, trosbessen) of kriek een poging waard. Notenbomen en kastanjes staan graag in volle zon.
De bodem wordt o.a. gekarakteriseerd door doorlaatbaarheid, korrelgrootte (zand, leem, klei), organische stof, pH, … Bij een grotere aanplant is het sowieso aan te raden vooraf de pH en bodemsamenstelling te evalueren. Een vochthoudende, goed gedraineerde bodem is voor alle soorten goed maar hoe verder je van dit optimum afwijkt hoe minder soorten kunnen gedijen. Vrees je dat je grond te nat is of heb je ’s winters staand water, dan zijn kers, pruim, noten en kastanje sowieso af te raden. Sommige rassen van pitfruit kunnen hier iets beter mee om, maar bij twijfel kan je ook opteren om ruggen aan te leggen en daarop aan te planten zodat het wortelgestel van je bomen gevrijwaard wordt. Staand water verstikt namelijk je wortels die zuurstof nodig hebben en laat ziektes zoals phytophtora toe om zich makkelijk te verspreiden en de wortels aan te tasten.
Heb je een arme zandbodem dan zullen je planten sowieso trager groeien en sneller stress hebben. In dat geval is het belangrijk van bij aanplant een voldoende grote plantput te graven, deze te vullen met rijkere grond en eventueel bovenop verteerd organisch materiaal aan te brengen. Op die manier krijgt je boom een duwtje in de rug tijdens de moeilijkste eerste jaren. Neem in dit geval, indien mogelijk, ook een groeikrachtigere onderstam om te compenseren. Laagstam of leiappels op de traaggroeiende M9 onderstam zijn sowieso te zwakgroeiend voor pure zandgrond, kies in dit geval voor M26 of zelfs een halfstam appel. Vermijd ook traaggroeiende rassen.
Voorzie voor bomen ook voldoende ruimte, zowel boven als onder de grond. Om gezond en vitaal te blijven heeft een boom grofweg een doorwortelbare oppervlakte nodig die zo groot is als zijn kruin. Deze ruimte kan hij uiteraard delen met andere planten als er geen gebrek is aan water. De bodem moet ook, ten minste deels, in de diepte doorwortelbaar zijn. Twijfel je of dit het geval is dan graaf of boor je best eerst eens een gat van 1m diep. Zit je ondiep met een harde laag dan is het aan te raden om die ter hoogte van je plantgat te doorbreken voor je de boom plant of minstens met een grondboor er enkele gaten in te maken. Op die manier kan je boom toch in de diepte wortelen en kan het overtollig water weg. Zit je met stenige of meer verdichte bodem waar weinig kan, maar is er toch veel zon, dan kan je altijd een vijgenboom of druivelaar proberen.
Hoe groot mag de boom maximaal worden en in welke vorm?
De uiteindelijke grootte van je boom wordt vooral bepaald door 3 zaken: de bodem (zie stap 1 standplaats), de variëteit/ras (meer info in onze webshop) en de onderstam. De tabel hieronder heeft als bedoeling een indicatie te geven van wat je kan verwachten van elke onderstam indien veredeld met een gemiddeld groeikrachtig ras en aangeplant op een gemiddelde bodem.
Heb je een traaggroeiend ras voor ogen of zit je met een armere zandgrond? Dan zal de werkelijke grootte een categorie kleiner uitvallen en opteer je vaak beter voor een iets sterker groeiende onderstam. Het omgekeerde is uiteraard waar voor sterkgroeiende rassen of zeer rijke zandleembodems.
zwak |
matig zwak |
matig |
matig sterk |
sterk |
|
Laagstam/struik |
halfstam |
hoogstam |
|||
Appel |
±2.5 m, 30% |
± 3 m, 40% M26 |
± 4 m, 70% MM106 |
± 4.5 m, 80% MM111 |
5 m +, 100% zaailing |
(Nashi)peer |
±2.5 m, 30% |
± 3 m, 40% Kwee Adams |
± 3.5 m, 50% Kwee A |
± 5 m, 75% Pyrodwarf |
6 m +, 100% zaailing |
Kers |
±3.5 m, 50% |
± 4.5 m, 65% Krymsk 6, |
± 5.5 m, 80% Gisella 6, Krymsk 5 |
± 6.5 m, 90% Colt |
7 m +, 100% F12, zaailing |
Pruim (perzik, amandel, …) |
±3 m |
± 4 m St. Julien, wavit, Adaptabil |
5 m +, 100% Brompton, myrobalan |
Tabel: Groeikracht van enkele veelgebruikte onderstammen per fruitsoort.
Voor soorten die niet in deze tabel staan gebeurt de vermeerdering veelal vegetatief (kleinfruit) of zijn er weinig of geen specifieke ‘traaggroeiende’ onderstammen op de markt (moerbei, pawpaw, walnoot, kastanje,…) en wordt er standaard veredeld op zaailingen waardoor de variatie gering is. De verschillen in groeikracht tussen onderstammen worden veroorzaakt door een verschil in (groeikracht van) het wortelgestel. Hou er dus rekening mee dat hoe zwakker de onderstam is, hoe minder goed de wortelontwikkeling is, waardoor de boom minder goed verankerd zit en minder goed aan water en voedingsstoffen geraakt. Des te zwakker de onderstam, des te trager en beperkter de groei. Hierdoor blijft de boom kleiner, komt hij gemakkelijker in stress, maar gaat hij ook sneller in reproductie, waardoor hij vruchten gaat dragen. Nadeel van een zwakkere onderstam is dat de boom een minder kwalitatieve basis heeft waardoor hij sneller ‘opgeleefd’ raakt en zijn levensduur ook beperkt is (een aantal decennia). De groeikracht van de onderstam en het ras heeft ook zijn gevolgen voor de (mogelijke) boomvorm. De 3 voornaamste boomvormen zijn struik/laagstam, halfstam en hoogstam.
- Bij een struik of laagstam wordt vertrokken van een zwak of matig zwakke onderstam die vertakt de kruin op kniehoogte (± 0.5 m) waardoor de gehele boom, mits enige snoei, vanop de begane grond vlot bereikbaar blijft. Een variant hierop is leifruit of leiboom, waarbij de fruitboom in een specifieke vorm gedwongen wordt. Om deze vorm en de productiviteit van het zijhout te bewaren vragen leibomen wel meerdere snoeibeurten per jaar, waardoor we ze enkel aanbevelen voor de gepassioneerde liefhebber. In ruil krijg je wel fruit van absolute topkwaliteit en ‘oogappel’ in je tuin. Bemerk dat zwak of matig zwak groeiende onderstammen door hun beperkte beworteling veel gevoeliger zijn en blijven voor concurrentie en droogte. Een blijvende steun, irrigatie bij droogte en minimaliseren van concurrentie in de boomspiegel is dus zeer belangrijk.
- Matig (sterk) groeiende onderstammen behoren gebruikt te worden voor halfstammen. Deze hebben een vrije stamhoogte van ongeveer 1.5 m waarbij de kruin dus op borsthoogte begint. Ze zijn a.h.w. de gulden middenweg: een beheersbare boom waar je nog met de grasmachine onderdoor kan maar toch niet op hoge ladders hoeft te kruipen om te snoeien of te plukken. Halfstam (appel)bomen worden tot 4-5 meter breed vandaar dat een plantafstand van 6 m wordt gesuggereerd.
- Een hoogstam vertrekt van een sterk groeiende onderstam (of eventueel matig sterk voor kleinere tuin) met een kruin die vertakt boven 2 m hoogte. Hierdoor is er nog voldoende ruimte om onder de kruin te lopen, te tafelen of zitten of om vee te laten grazen. Hoogstammen worden niet enkel groter maar ook breder, dus de afstand tussen de bomen is hier minimaal 8 m maar best 10 m.
Jammer genoeg wordt er wel al eens gezondigd met het gebruik van onderstammen, waarbij sterk groeiende onderstammen worden gebruikt voor struiken/laagstam of leibomen worden aangeboden van veel te sterk groeiende rassen. Dit is uiteraard lucratief voor de kweker aangezien hij veel sneller een verkoopbare boom zal hebben. Voor de klant is het echter vaak desastreus aangezien hij na enkele jaren een boom blijkt geplant te hebben die veel te groot wordt, maar geen vruchten wil dragen en niet te controleren valt. Koop dus je plantgoed bij betrouwbare kwekers en vraag na welke onderstam er gebruikt is en of deze geschikt is voor jouw situatie. Je zal iets meer betalen dan in de supermarkt maar je koopt geen kat in een zak.
Tot slot, bepaalt de groeikracht van de boom ook de onderlinge plantafstand. Immers, hoe groter en breder de boom wordt, hoe meer plaats er moet zijn tot zijn buren. Op basis van de maximale grootte worden de volgende afstanden aanbevolen:
- 10 x 10 m: walnoot, kastanje & hoogstam appel, peer en kers
- 6 x 6 m: hoogstam pruim en perzik & halfstam appel, peer en kers
- 4 x 4 m: laagstam in piramide
- 2 m tussen planten, 4 m tussen de rijen: laagstam in spilvorm
Bomen tot 2 m groot mogen tot 0.5 m van perceelsgrens met buur aangeplant worden. Bomen groter dan 2 m moeten er minstens 2 m van de grens staan, al adviseren we om voor hoogstam eerder richting 4 m te gaan.
Welke soorten kies je?
Appel, (kwee)peer, kers, pruim, kriek, mispel, kweepeer, vijg, druif, kleinfruit, walnoten, kastanjes,… Zelfs binnen de niet-exotische soorten is de keuze enorm. In veel gevallen zal de standplaats en de ruimte die je beschikbaar hebt voor je boom al enkele soorten uitsluiten. Daarna is het echter vooral een persoonlijke keuze wat je wil zetten.
Weet je nog niet (volledig) wat je wil, dan kunnen volgende vragen je misschien inspireren:
- Wat eet je graag en koop je vaak?
- Welke soorten vind je aantrekkelijk groeien, bloeien, …?
- In welke periodes van het jaar heb je nog geen eigen fruit en welke soorten kunnen dus je eigen vers fruit productie aanvullen?
- Wat is je doel met het fruit? Opeten, verwerken tot confituur, drogen, opleggen of koken, persen tot sap, vergisten tot wijn of cider,…?
Wil je maximaal vers consumeren dan ben je beter af met een zo breed mogelijk assortiment soorten en rassen van beperkte grootte, wil je kunnen persen of wijn maken dan heb je grotere hoeveelheden nodig die samen afrijpen, …
Van onze kant uit hadden we hier graag drie soorten extra aandacht gegeven omdat die naar onze mening onterecht onbekend of onbemind zijn. Eerst en vooral pruimen, onterecht onbemind: rijpen van juli tot oktober mits de juiste rassenkeuze, vragen vaak weinig snoei en zijn o zo lekker en divers. Houdbaarheid is vaak beperkt, maar de confituur is fantastisch, sommige rassen zijn goed te drogen en kan je dus ’s winters snoepen en je hebt snel wat kilo’s ingevroren om later taart of ander lekkers mee te bereiden.
Vervolgens nashi-peren, ‘appelperen’ of aziatische zandperen. Je kent ze misschien al doordat ze de laatste jaren steeds vaker in de supermarkt liggen. Zoniet moet je ze zeker eens proberen. Zoals de bijnaam doet vermoeden lijken ze uiterlijk meer op een appel dan een peer, terwijl de textuur dan weer dichter aanleunt bij peren. Je hebt ze grofweg in 2 groepen: gele met een gladde schil (niyeseiki, shinseiki,…) en meer okerkleurige met een ruwe schil (hosui, kosui, ..). De laatste hebben een meer uitgesproken aromatische smaak die voor sommigen een beetje ‘te’ is maar voor anderen net de eigenheid van dit fruit. Allemaal worden ze echter gekenmerkt door prachtige bloei, goede vruchtbaarheid, zeer sappige vruchten en een eigen smakenpallet. Bovendien dragen ze heel snel vruchten, blijven ze kleiner in omvang dan onze peren en zijn ze vooral veel minder vatbaar voor ziektes. Lekker, speciaal, mooi en makkelijk: een aanrader dus.
Tot slot ‘paw paws’. Say what? Awel ja, papaauws. Een buitenbeentje op alle vlak. Hij behoort tot een tropische plantenfamilie maar maakte ooit de sprong naar Noord-Amerika en gedijt in ons klimaat. Zijn tropische genen en bijnamen zoals indianenbanaan of roomappel geven al een eerste indicatie van wat je kan verwachten: een smaak variërend tussen banaan, mango, lychee, passievrucht, crème brûlée, … en een uiterlijk dat het best lijkt op een iets meer banaanvormige mango. Een uniek smakenpallet voor onze tuinen. De enige reden dat hij nooit de winkelrekken heeft gehaald is dat hij niet narijpt na de pluk. Hij kan dus enkel rijp geplukt (of geraapt) worden maar rijpt verspreid af, is dan boterzacht en dus snel gekwetst en niet lang te bewaren wat commercialisering onmogelijk maakt. Voor de tuinierende liefhebber is dit echter eerder een voordeel dan nadeel. Je moet er wel iets voor over hebben: pawpaws zijn moeilijke groeiers en worden niet graag verplant. Hierdoor zijn het sowieso dure planten die in pot of met kluit verkocht moeten worden en die zelfs dan enkele jaren nodig hebben om hun volle glorie terug te vinden. Het zijn van nature bos(rand)planten dus vragen een bodem met veel organische stof en niet teveel concurrentie op/in de bodem.
Welke rassen wil je?
Eens je beslist hebt welke soorten je wil, rest ons nog de ‘finetuning’ van welke ras(sen) je kiest. In veel gevallen zal je je hiervoor dezelfde vragen (moesten) stellen als hierboven voor de soortenkeuze en kiezen in functie van smaak, moment van rijping en gebruik.
Het aanbod is echter zo groot en de informatie online soms zo onbetrouwbaar dat het zeer moeilijk is om tussen het bos de bomen te zien. Daarom besloten we in de winter van ’23-’24 wekenlang betrouwbare bronnen naast elkaar te leggen, te vergelijken en in een tabel te gieten. De ambitie is om een groot en vooral betrouwbaar overzicht aan te bieden waar jullie als klant kunnen filteren op basis van de eigenschappen die voor jou belangrijk zijn en een overzicht te krijgen van alle rassen die daaraan voldoen. We probeerden dit dan ook maximaal in onze webshop te voorzien. Het plan is dat jullie binnenkort ook een vergelijkknop kunnen terugvinden op onze site, waar je jouw persoonlijke keuzevergelijk kan maken.
Vind je toch onvolledigheden of heb je nuttige aanvullingen, laat het ons zeker weten!
Op basis van de informatie in deze rassenwijzer hebben we als kwekerij ook zelf de selectie gemaakt van welke rassen we willen aanbieden. De voornaamste criteria waren hierbij de gezondheid van de boom/zijn vatbaarheid voor ziektes en de kwaliteit van het voortgebrachte fruit. Hebt u toch een specifiek ander ras dat u wenst aan te kopen of laten vermeerderen, dan kunnen we altijd kijken om dit voor jou op maat te gaan doen.
Bestuiving verzekerd?
Tot slot nog een zeer belangrijke controle: heb je voldoende geschikte bestuivers? Doe je een grotere aanplant met verschillende rassen dan is dit zelden een probleem. Hebben je buren al verschillende fruitbomen van dezelfde soort staan ook niet. Maar zit je meer geïsoleerd en plant je slechts 1 of een paar bomen per soort dan is het uiterst belangrijk dat je ofwel zelfbestuivende rassen kiest ofwel minstens 1 bestuiver voorziet indien je boom ‘zelf-steriel’ is en zichzelf dus niet kan bevruchten. Let op:
- Om succesvol vruchten te zetten moet een boom bestoven worden door (i) kwalitatief stuifmeel op (ii) het juiste moment, nl. als hij zelf in bloei staat. Een vroeg bloeiende bestuiver is dus waardeloos voor een laat bloeiende naburige boom en omgekeerd.
- Bestuiving gebeurt binnen de soort. Een appel bestuift geen peer, laat staan steenfruit.
- Een zelfbestuiver zal zelf alsnog meer en beter fruit geven indien bestoven door een ander ras.
- Rassen met slecht (of geen) stuifmeel kunnen enkel bestoven worden door andere rassen die op het juiste moment wel goed stuifmeel produceren, niet door andere/meer bomen van hetzelfde ras.
- Veel rassen zijn slechts ‘matig’ zelfbestuivend. Zonder andere bestuivers gaan deze wel vruchten voortbrengen, maar slechts beperkt in aantal (en vaak ook in grootte). Ook hier is een ander bestuivend ras dus zeker een meerwaarde.
De info in onze webshop is op vlak van bestuivers zeker niet 100% sluitend. Bij het oplijsten van mogelijke bestuivers beperkten we ons veelal tot courante rassen uit ons eigen aanbod. Aanvullend kan je altijd zelf nog bestuivingstabels opzoeken of uitspitten of je 2 beoogde rassen samen bloeien en goed stuifmeel hebben.